Boomklever: acrobaat en metselaar

De afgelopen zonnige dagen klonk vanuit de hoge beuken in het Belmonte Arboretum dikwijls een rollende triller of een langgerekt, wat kwelend wiet-wiet. Dit is de zang van de Boomklever.

De mannetjes proberen nu een vrouwtje te lokken met hun zang en de grens van hun territorium aan te geven. De zang begint al in de loop van januari en gaat door tot eind april. Daarna zijn de vogels zwijgzaam en zijn dan druk doende hun kroost groot te brengen. Dit is één van de vogelsoorten die goed aan de zang is te herkennen.

De Boomklever heeft een korte staart en een spitse snavel. De rugzijde is blauwgrijs; de buik en borst zijn licht oranje. De boomklever heeft een zwarte oogstreep met witte wangen.

 

Waar komt de Boomklever voor?

De Boomklever is een bewoner van oude bossen, tuinen en stadsparken. Bomen vanaf 30-50 jaar oud worden pas interessant, omdat deze dan de benodigde holten bevatten om in te broeden. In het Belmonte Arboretum komt de soort algemeen voor in de bosgedeelten met oude beuken en eiken. Hier broeden jaarlijks vijf tot zes paartjes. In 2003 waren tien paartjes aanwezig. Van de aangeboden nestkastjes wordt ook gebruik gemaakt. In de directe omgeving broedt de Boomklever op de Wageningse Berg, in de oude eiken langs de Generaal Foulkesweg, in Arboretum De Dreijen en in het centrum van Wageningen (Emmapark, Spijk, Plantsoen). In Nederland is deze soort toegenomen door de aanleg van nieuw bos en het ouder worden van veel bossen, waardoor deze meer broedgelegenheden gingen opleveren.

In het najaar en winter vooral een dieet van noten

In het voorjaar en de zomer voedt de boomklever zich met insecten, spinnen, rupsen en slakjes. De jongen worden voornamelijk met dierlijke kost gevoerd.  In het najaar wordt overgeschakeld op noten. Hazelnoten, beukennoten  of eikels worden dikwijls klem gezet in een scheur van de bast. Vervolgens hamert de vogel met z’n snavel de noot kapot. ’s Winters komen boomklevers ook af op voertafels waar pinda ’s of pindakaas worden aangeboden.

Circusartiest en metselaar

De boomklever is een talentvolle vogel. Hij klimt schoksgewijs in bomen in alle richtingen; ook naar beneden, wat geen enkele andere vogel hem na doet. Het lijkt net of zij aan de tak gekleefd zitten. Bij het omhoog klauteren of dalen langs de stam maakt de boomklever daarbij uitsluitend gebruik van z’n geklauwde tenen en niet van de staart. Boomkruipers en spechten daarentegen steunen op hun staart met het naar boven klimmen.

Dit feit heeft in hoge mate bijgedragen aan de naam klever. Verschillende volksnamen, zoals plakspecht, kleverkes, spechtmees en plakmees, verwijzen hier naar. De naam specht zou dan weer slaan op het gedrag dat overeenkomsten heeft met spechten, zoals het hakken met de snavel op vastgeklemde noten, de wijze van bewegen op de stammen en takken en de golvende, spechtachtige vlucht.

Een te grote nestholte maakt de boomklever op maat door klei of modder langs de opening te strijken tot hij zelf er nog net door kan. Hij verstaat het vak van metselaar dus goed. Het woord klever zou hier ook naar verwijzen.

Eric Minke, Vogelwerkgroep Wageningen, 5 maart 2023

Foto’s:  Mart Spijker en Jacques van der Weijden